‘OOG heeft kennis van de zachte én harde kant van het onderwijs‘

Hans Frazer

Hans Frazer
Relatie met OOG: in dienst als adviseur van 2006 tot 2014   

“Ik ben geboren in een katholiek gezin uit Ulft in de Achterhoek, een streek vol ijzerindustrie. Mijn vader was schilder van potten en pannen in oud-Hollands motief. Zelf wilde ik wel weg uit het dorp en aangezien ik goed kon leren, was onderwijzer worden daarvoor een goede manier. Ik koos voor de aartsbisschoppelijke kweekschool in Hilversum, een zeer gedegen opleiding met een enorme hoeveelheid vakken en een stevige basis didactiek. Na vijf jaar was ik hoofdonderwijzer en klaar voor de praktijk. Toch koos ik daar uiteindelijk niet voor, omdat ik op mijn stagejaar op een school in Blaricum merkte dat een school bestond uit allemaal eilandjes en koninkrijkjes. Ik zag mijzelf daar niet tussendoor laveren.
Ik besloot toen verder te gaan studeren: psychologie en ­filosofie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Mijn specialisatie werd ontwikkelingspsychologie, met het ­accent op onderwijsbeleid. Ik liep een vol jaar stage bij Co van Calcar, een in die tijd beroemde onderwijsvernieuwer, die zijn ideeën in praktijk bracht op onder meer de Bentinckschool in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt. Jan Hus (zie pag. 20/21) was hier de directeur. Samen organiseerden we bijeenkomsten om het nieuwe rekenonderwijs, ­gebaseerd op de leerpsychologie uit de Sovjet-Unie, uit te leggen aan ouders. Dat waren dynamische avonden, mag ik wel zeggen. 

Aan geld geen gebrek

Na mijn studie kon ik halverwege de jaren zeventig aan de slag bij Onderwijsbegeleidingsdienst ABC, in de arbeiderswijken van Amsterdam-West. We hadden een groot team van psychologen, orthopedagogen en andere specialisten. Aan geld was geen gebrek. Ook het bedrijfsleven investeerde in onderwijsachterstanden, dat was toen nog heel normaal. Zo had je de Bernard van Leer Foundation (die overigens nog steeds bestaat, red.) die een langjarige sponsorrelatie aanging met ABC.
Waar ik minder blij van werd was de decentralisatie van het stedelijke onderwijsbeleid naar de stadsdelen. Het ­effect was dat je overal weer opnieuw moest beginnen. Ik vond dat zonde van wat er allemaal was opgebouwd. Ik ben toen een tijdje in Alkmaar gaan werken als hoofd openbaar onderwijs, en maakte daar de verzelfstandiging mee van het openbaar basis- en speciaal onderwijs, en de komst van Weer Samen Naar School, de voorloper van passend onderwijs. Het werd daar echter al snel een politiek wespennest waarin PvdA en D66 elkaar dwarszaten. Ik besloot terug te gaan naar Amsterdam, waar ik hoofd onderwijs kon worden van stadsdeel De Baarsjes, en voorzitter van het stedelijk onderwijsoverleg. Ik merkte dat de stadsdelen intussen volwassener waren geworden, ik voelde me er thuis.  

‘Daar ligt vooral de kracht van OOG: mensen verbinden en bij elkaar houden, op basis van kennis en goede onderlinge relaties.’

Mensen verbinden en bij elkaar houden

In die tijd, in de begin jaren van de nieuwe eeuw, kwam ik overal Dick Rasenberg en Aart Jan Huizing tegen, van OOG. Zij waren op talloze plekken bezig met de begeleiding van de verzelfstandiging van het openbaar onderwijs en ze vroegen mij: waarom kom je niet bij ons? Voor mij voelde dat als een logische stap. Amsterdam liep toen nog wat achter op het gebied van de verzelfstandiging en OOG bood me de kans mijn ervaring en inzichten breed in te kunnen zetten.
Ik hield me dus vooral bezig met de verzelfstandiging en begeleiding van de nieuwe openbare schoolbesturen, in Amsterdam, en een brede ring daaromheen. Ook aan de inrichting van de Weer-Samen-Naar-Schoolregio’s heb ik een bijdrage mogen leveren.
Het meest trots ben ik denk ik op de oprichting van de BOVO, de Federatie Eenpitters Amsterdam. We hebben daar een hechte club mensen van gemaakt, die nu echt op stedelijk niveau een vuist kon maken naar de grotere schoolbesturen. Ik denk dat daar vooral de kracht ligt van OOG: mensen verbinden en bij elkaar houden, op basis van kennis en goede onderlinge relaties. OOG is in staat snel te reageren op nieuwe ontwikkelingen, en heeft de kennis in huis van zowel de zachte als de harde kant van het onderwijs. Ambtenaren hebben die kennis veel minder. Gelukkig maar, want wij hebben er daardoor veel lol en werk van!”

Top