‘Je kunt alleen iets bereiken door samen te werken, vanuit de kracht van het collectief’

Rinda den Besten en Nicole Teeuwen

Rinda den Besten
Loopbaan: wethouder Jeugd, Onderwijs, Sport en Volksgezondheid in de gemeente Utrecht (2006-2013), voorzitter PO-Raad (2013-2021)
Huidige functie: bestuurder Jeugdbescherming Brabant en Veilig Thuis Brabant Noordoost en Zuidoost-Brabant (sinds 2021)

Nicole Teeuwen
Loopbaan: wethouder WMO en (Jeugd)zorg, Onderwijs en Cultuur in de gemeente Houten (2006-2014), directeur-bestuurder Vereniging Passend Primair Onderwijs Rotterdam (2014-2018)
Huidige functie: voorzitter Sectorraad Praktijkonderwijs (sinds 2018) Publicaties: ‘Vijf jaar passend onderwijs en nu verder’ (met Marieke Dekkers, B&T, 2019); in voorbereiding: ’25 jaar praktijkonderwijs’ (verwacht in augustus 2023)

De een was wethouder in Utrecht, de ander in buurgemeente Houten. Beiden waren vanaf 2006 acht jaar lang verantwoordelijk voor onder meer de portefeuilles onderwijs en jeugdbeleid. Van dichtbij maakten ze de voorbereidingen mee van de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten, en de omvorming van Weer Samen Naar School naar passend onderwijs. Ze waren beiden ­actief in de commissies van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) die zich bogen over deze grote beleidsoperaties. Daarbij was het vanaf het begin de bedoeling dat er één Jeugdwet zou komen, en één ministerie van Jeugdzaken. Dat dit niet gelukt is, ervaren ze als een ­gemiste kans. Maar waarom kon het eigenlijk niet? Nicole Teeuwen en Rinda den Besten herinneren zich dat het te maken had met artikel 23 van de Grondwet:
“Volgens OCW konden het gemeentelijke jeugdbeleid en het rijksonderwijsbeleid niet in één wet worden verenigd. De vrijheid van onderwijs zou in het geding kunnen komen als een samenwerkingsverband of gemeente een school zou kunnen overrulen op het gebied van passend onderwijs. Levensbeschouwelijke denominaties hebben een in de grondwet verankerd recht in vrijheid een school te kunnen stichten en inrichten. Een Jeugdwet zoals ons die voor ogen stond, zou daarmee kunnen botsen.”

‘Het gedoogkabinet Rutte I wilde per se nog een wet aangenomen krijgen in de nadagen van zijn bestaan en dat werd de Wet passend onderwijs.’

Zo loopt het soms…

Aanvankelijk was de gedachte: laten we dan de Wet ­passend onderwijs een paar jaar uitstellen, totdat eerst de ­decentralisatie van de jeugdzorg zijn beslag had gekregen. “Maar het gedoogkabinet Rutte I wilde per se nog een wet aangenomen krijgen in de nadagen van zijn bestaan en dat werd de Wet passend onderwijs.” Zo loopt het soms in de politiek.
De bedoeling was aanvankelijk ook om het geld voor passend onderwijs rechtstreeks in beheer te geven van de schoolbesturen. “De besturen gaven zelf echter aan dat zij het systeem van samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School wilden handhaven. Dat was al een bestaand netwerk en het functioneerde goed. Zo kwamen er dus ­samenwerkingsverbanden passend onderwijs.”

Overlappende grenzen

Die samenwerkingsverbanden moesten wel een stuk ­groter worden dan ze waren. Het was de tijd van door het Rijk gewenste opschaling van provincies en gemeenten. Het plan was dat er alleen nog maar grote gemeenten ­zouden komen. De samenwerkingsverbanden werden ­alvast op die schaal heringericht, zodat we uiteindelijk van de ruim 150 samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School in het primair onderwijs teruggingen naar 77 ­samenwerkingsverbanden passend onderwijs.
“Ook in dat proces – het bepalen van de geografische ­grenzen van samenwerkingsverbanden – zijn helaas vreemde keuzes gemaakt. Zo zijn er 42 jeugdzorgregio’s, 35 arbeidsmarktregio’s en dus 77 samenwerkingsverbanden passend onderwijs. De grenzen tussen al die regio’s lopen dwars door elkaar heen – uitzonderingen daar­gelaten. Ook dat is een gemiste kans.”

‘Het resultaat: een jarenlange strijd om de ‘macht’. Wie heeft het voor het zeggen en wie betaalt de rekening? Over de inhoud ging het zelden.’

Groot en invloedrijk

Een ander minpunt van de Wet passend onderwijs, waar ze misschien wel het meeste last van hebben gehad, is dat er in de wet niets staat over de inhoud van passend onderwijs. “In de wet staat alleen hoe je een samenwerkings­verband moet realiseren. En dat er moet worden samengewerkt met jeugdzorg. Er is geen financiële prikkel ingebouwd om onderwijs- en jeugdzorgbudgetten te combineren. Het resultaat: een jarenlange strijd om de ‘macht’. Wie heeft het voor het zeggen en wie betaalt de rekening? Over de inhoud ging het zelden.”
Bij de invoering van passend onderwijs in 2014 hadden Rinda den Besten en Nicole Teeuwen beiden een nieuwe functie: Rinda als voorzitter van de PO-Raad, Nicole als ­directeur-bestuurder van het nieuwe samenwerkings­verband Passend Primair Onderwijs Rotterdam. Veel van hun tijd ging op aan structuurdiscussies over governance, onafhankelijk toezicht en budgetten.
Er was ook veel wantrouwen naar de samenwerkings­verbanden. “Het vermoeden bestond dat het Rijk erop ­aanstuurde de samenwerkingsverbanden zo groot in en ­invloedrijk te maken dat de schoolbesturen overbodig ­zouden worden. Gemeenten en samenwerkingsverbanden zouden dan samen het onderwijsbeleid vorm kunnen geven in veel handzamer eenheden dan de bijna 1.000 schoolbesturen die er nu zijn. In het buitenland is een ­dergelijke constructie niet ongebruikelijk. Momenteel is het zo dat de samenwerkingsverbanden zich hebben ­ontwikkeld tot een stevige extra laag in een toch al versnipperd onderwijsveld.”

OOG als verbinder

Dick Rasenberg van OOG was nauw betrokken bij de invoering van passend onderwijs. Wat was precies zijn rol in dit proces? “Hij was als projectleider passend primair ­onderwijs gedetacheerd bij de PO-Raad”, zegt Rinda. “Hij was inhoudelijk enorm goed ingevoerd en adviseerde ons op het gebied van onze visie. Ik heb heel veel van hem kunnen leren: hoe het netwerk, de regelgeving en de bekostiging in elkaar zat, wat er nodig was. Dick is iemand die gelooft In de kracht van verbinden op inhoud. Hij weet veel van het onderwijsveld en is ervan overtuigd dat je ­alleen iets kunt bereiken door samen te werken, vanuit de kracht van het collectief.”
Ook Nicole heeft de specifieke vaardigheden van Dick als verbinder van nabij meegemaakt toen ze in 2015 betrokken raakte bij de oprichting van een intervisieachtige ­organisatie van leidinggevenden van samenwerkings­verbanden, vanaf 2018 het Netwerk LPO. “Het idee was om vanuit de inhoud te leren van elkaar. Iedereen wilde meedoen en Dick was de ideale ondersteuner vanwege zijn enorme kennis. Eindelijk was er een plek waar we het over de inhoud van passend onderwijs konden hebben.”

‘De ondersteuning en ontwikkelkansen die kinderen nu krijgen zijn door alle versnippering nu te veel afhankelijk van waar je woont. Dat mogen we niet accepteren.’
Nieuwe kansen voor nieuw beleid

Over inhoud gesproken: hoe moet het nu verder met ­passend onderwijs? Ontwikkelt passend onderwijs zich nu onherroepelijk door in de richting van inclusiever onderwijs? “De vraag is wel: wie wil dat? Willen de mensen op het schoolplein het? Of vooral de bestuurders en beleidsmakers? Echt inclusief werken zou natuurlijk de opdracht moeten zijn voor iedereen, maar dat is nu nog een te grote stap.”
Als ze toch een voorschot mogen nemen: “Er is beslist een nieuwe wet nodig, daar is iedereen wel van overtuigd. Die wet zou moeten regelen dat er in iedere grootstedelijke regio één organisatie komt die alles regelt wat te maken heeft rond de jeugd, vanuit één centrale Jeugdwet. Schoolbesturen kunnen zich daarbij aansluiten. De ondersteuning en ontwikkelkansen die kinderen nu krijgen zijn door alle versnippering nu te veel afhankelijk van waar je woont. Dat mogen we niet accepteren”, zeggen beide ­sociaaldemocratische topbestuurders.
In de komende kabinetsperiode zal het wel niet meer van komen van een nieuwe wet. Hoewel alle systemen momenteel lijken vast te lopen, ontbreekt het aan voldoende politieke kracht om structurele veranderingen door te ­voeren. Maar Rinda den Besten en Nicole Teeuwen hebben ook het vermoeden dat het nieuwe kabinet, als het er al komt, niet heel lang stand zal houden. En voor je het weet, zijn er dan weer nieuwe kansen, voor nieuw beleid, om opnieuw te proberen het beter te doen.

Top