‘De belangrijkste vraag moet zijn: worden kinderen er beter van?’

Wim Ludeke

Wim Ludeke
Huidige functie: bestuurslid Sectorraad Gespecialiseerd Onderwijs (GO) 
Relatie met OOG: Wim Ludeke was bestuurslid PO-Raad ten tijde van implementatie Passend Onderwijs, met Dick Rasenberg als projectleider vanuit OOG   

Passend onderwijs is een mooi concept, voortkomend vanuit het ideaal dat er voor ieder kind een passende onderwijs- en ontwikkelplek moet zijn. Daar kan niemand iets tegen hebben. Maar zoals het vaak gaat met idealen, verdwijnen ze naar de achtergrond zodra het over geld gaat. In het kort is dat de tragiek waar passend onderwijs onder te lijden heeft, in de analyse van Wim Ludeke, tot voor kort voorzitter, inmiddels bijna scheidend bestuurslid van de Sectorraad GO.

Wim Ludeke schetst graag eerst de context: “Toen aan het eind van de jaren nul de raden werden opgericht – de PO- en VO-raad – heeft het speciaal onderwijs getracht een eigen sectorraad op te richten. Dat mislukte omdat er te veel strijdige belangen waren. Het belang van een collectief was nog niet voldoende doorgedrongen. Wel bedongen we dat er iemand van Lecso (de voorganger van de Sectorraad GO, red.) werd toegevoegd aan het bestuur van de PO-Raad. Dat werd ik. Zo was ik vanaf het begin nauw betrokken bij de invoering van passend onderwijs.” 

Passend onderwijs als financieel beheersingssysteem

Het hoofddoel van passend onderwijs werd al snel: het kleiner maken van het speciaal onderwijs, zo merkte hij. “Er moest grip komen op de open-eindfinanciering van het SO. Passend onderwijs werd op die manier een financieel beheersingssysteem in plaats van een ideëel project om segregatie In het onderwijs tegen te gaan. Wij vinden dat het gesprek moet gaan over het verbreden van de toegang tot regulier onderwijs. Wij merken dat een visie daarop ontbreekt. Er zou geen onderscheid meer moeten zijn tussen regulier en speciaal onderwijs. Het gaat om het vergroten van de expertise van de leerkracht zodat meer kinderen met een ondersteuningsvraag geholpen kunnen worden. Dat gesprek wordt nu onvoldoende ­gevoerd.”

‘ Wij vinden dat het gesprek moet gaan over het verbreden van de toegang tot regulier onderwijs.’

Wat verandering in de weg zit, is onder andere de governance van samenwerkingsverbanden. Samenwerkende schoolbesturen vormen het bestuur. Het samenwerkingsverband is daarmee in veel gevallen een loopjongen van de schoolbesturen geworden, vindt Ludeke. Bovendien zit er een perverse financiële prikkel in het systeem: iedere plaatsing op een school voor gespecialiseerd onderwijs gaat direct ten koste van het budget dat beschikbaar is voor de ondersteuning op andere scholen. Ludeke noemt dit een weeffout in het systeem. Als dit niet verandert, zal passend onderwijs nooit gaan werken. 

Altijd relevant

Met Dick Rasenberg werkte hij voor het eerst intensief samen in de periode dat het gedoogkabinet Rutte I het VVD-voorstel overnam om 300 miljoen weg te halen bij het SO om een prestatiebeloning in te kunnen voeren voor docenten. Er kwam een enorme lobby op gang, ­uitmondend in een grote demonstratie van 54.000 ­onderwijsprofessionals in de Amsterdam Arena. “Deze operatie zou het einde hebben betekend van het SO. Pas toen het kabinet viel in 2012 ging de maatregel van tafel.”
Dick Rasenberg was intussen begonnen met de voorbereidingen voor de implementatie van passend onderwijs. “Ik heb hem leren kennen als iemand die enorm veel werk verzet en weet waar hij het over heeft. In besprekingen hoor je hem niet zoveel. Hij luistert goed en op cruciale momenten trekt hij het dan naar zich toe en zegt: zal ik een voorstel maken? Er komt dan een stuk dat altijd relevant is.” 

‘Die weeffout moet worden hersteld zodat we echt kunnen werken aan een onderwijssysteem waarin alle kinderen de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben.’

Verstrengeling van belangen

Eén van de gedachten was om schoolbesturen collectief verantwoordelijk te maken voor passend onderwijs. Van daaruit zijn de samenwerkingsverbanden ontstaan. Maar volgens Ludeke hadden met name reguliere school­besturen geen idee waar het over ging. Ze organiseerden passend onderwijs liever weg naar een directeur of coördinator, zonder duidelijke richtlijnen. Je krijgt daardoor ongelijkheid tussen de samenwerkingsverbanden, zegt Ludeke, en dat moeten we niet willen.
Waar hij zelf voor pleit is om schoolbesturen uit het ­bestuur van de samenwerkingsverbanden te halen, en ze in een soort deelnemersraad te plaatsen. Het samen­werkingsverband wordt daarmee onafhankelijk en de
inspraak kun je regelen, ook met betrekking tot het ­Ondersteuningsplan. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van passend onderwijs komt dan weer te ­liggen waar deze thuishoort: bij de schoolbesturen.
“De belangrijkste vraag moet zijn: worden kinderen er beter van? Nu kom je vaak niet aan die vraag toe, omdat er sprake is van een verstrengeling van belangen. Die weeffout moet worden hersteld zodat we echt kunnen werken aan een onderwijssysteem waarin alle kinderen de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben.”

Top